Excursie Veenkoloniaal Museum.

Verslag excursie naar Veendam op 22 april 2017.

Met 27 personen vertrokken we rond 12.00 uur naar Veendam om een bezoek te brengen aan het Veenkoloniaal museum en om vervolgens een kijkje te nemen in een kapiteinswoning in Nieuwe Pekela.

In het museum kregen we een rondleiding en werd er veel verteld over de scheepvaart in de Veenkoloniën. De eerste schepen vervoerden vooral turf. Nadat langs de kanalen lintdorpen ontstonden werd het ladingaanbod steeds diverser. Zelfs de kermis werd aangevoerd per binnenschip en menig gezin verhuisde per schip.
Eind 19e, begin 20e eeuw werd steeds meer lading via de zogenaamde schippersbeurzen aangeboden. Nergens in Nederland waren zoveel binnenschippers te vinden als in de Groninger Veenkoloniën. In 1866 waren er in een plaats als Wildervank 115 binnenschepen geregistreerd.

De opkomst van aardappelzetmeel- en strokartonindustrie zorgde voor nieuwe ladingen. Schepen die in de Veenkoloniale kanalen voeren waren bijna allemaal platbodems. Eerst was er alleen maar binnenvaart, naar Groningen en later naar Amsterdam. Vanaf de 19e eeuw begon de zeevaart explosief te groeien. Dit kwam deels door de toenemende vraag naar hout in de Veenkoloniën Langs de kanalen werden huizen, boerderijen, allerlei bedrijfjes en fabrieken gebouwd. Veel hout kwam uit Noorwegen. Er ontstonden steeds meer houtzaagmolens en de eigenaren van deze molens waren vaak ook reder en bezaten vaak meerdere zeeschepen.

De zeeschepen beperkten zich niet alleen tot de aanvoer van hout. In de loop der tijd werden er producten als cokes uit Engeland, rogge en tarwe uit Estland, Letland en Litouwen en wijn uit Frankrijk minstens zo belangrijk. In tijden dat het slecht ging in het veen schakelden binnenschippers vaak over op de buitenvaart. De zeevaart kwam omstreeks 1860 tot een hoogtepunt. Honderden zeeschepen vonden hun domicilie in de Groninger Veenkoloniën.

Veendam bezat een eigen zeevaartschool. Een deel van de afschriften van de uitgereikte diploma’s wordt nog altijd bewaard in het museum. De gemiddelde bemanning van een zeeschip bestond in de Veenkoloniën uit 5 tot 8 personen. Het was niet ongebruikelijk dat er ook vrouwen meevoeren. In de wintermaanden waren de meeste zeelieden thuis. De kapiteins woonden meestal in zogenaamde kapiteinswoningen. Deze waren vaak gelijk van vorm, maar hoe meer welvaart hoe groter het huis. In Nieuwe Pekela staan er nog drie, waarvan wij er een hebben bekeken. Deze kapiteinswoning is in zeer goede staat bewaard gebleven en volledig ingericht met meubels uit die tijd en portretten, serviezen, schoorsteenhondjes en zilver.

Er werd boeiend verteld, zowel in het museum als in de kapiteinswoning. We kregen veel informatie en er was veel ruimte voor het stellen van vragen. Met een voldaan gevoel gingen we terug naar Vries en de geluiden van de aanwezigen waren heel positief. Kortom een zeer geslaagde excursie.